Metha's muziekblog: vier opgefriste seizoenen
De moderne pick-up deed pas begin jaren zestig zijn intrede in ons huis. We hadden wel een heel oud geval, waar je in een arm naalden moest vastzetten om de 78 toeren schellakplaten te kunnen draaien, platen, zo herinner ik me vaag, van het soort: Requiem van Brahms. Zware kost. Het ding stond dus te verstoffen in een kast, de naalden waren al teveel gebruikt.
Niet dat mijn ouders niet van muziek hielden, integendeel. Maar het waren de hoogtijdagen van de radio en die voorzag ruimschoots in hun behoefte daaraan. Mijn moeder was idolaat van opera maar ook hitsongs van Doris Day en dergelijke, die uit Amerika overwaaiden en te horen waren op de radio, zong ze uit volle borst mee tijdens het was ophangen en stofzuigen. Mijn pa mocht graag een voetje van de vloer doen als Benny Goodman of een andere big band langskwam. Maar entrée de jaren zestig! ‘Teenagers’ gingen zich roeren, ook op muzikaal gebied. Elk wekelijks dubbeltje zakgeld werd gespaard ten behoeve van 45RPM: singletjes... maar dan moest er ook een pick-up komen! Mijn ouders hadden het niet breed maar gelukkig was er een oom die zijn oude pick-up doneerde. Een grote beige kast, waar een interessant systeem op zat waarmee je tien grammofoonplaten op een standaard kon laden, die vervolgens met een enorme klap op de draaitafel en, nog hardere klap: boven op elkaar landden. Uren achter elkaar muziek.
Tijd voor teenagers
Tijd voor teenagers kreeg ik voor mijn verjaardag, in het merkwaardige formaat 10’’ (iets tussen ep en lp in), met de wild klinkende Johnny & His Cellar Rockers maar ook de Blue Diamonds, Rob de Nijs, Willeke Alberti en Ria Valk- ‘t moest niet té wild worden voor die tieners! Met vlotte jongelui op de hoes, die op mijn neven leken. Uiteindelijk schraapte ik het bedrag bij elkaar voor Do you wanna dance van Cliff Richard, mijn allereerste singletje. De pick-up had de aardige gewoonte om opnieuw af te gaan spelen als het singletje afgelopen was -mijn oom deed het ding niet voor niets weg! Dus dat hebben mijn ouders geweten! Hún eerste aanschaf op grammofoonplaatgebied was een box met “Het allermooiste der Klassieken” of iets dergelijks. Raad maar wat erin zat. Inderdaad: Eine kleine Nachtmusik, De Moldau, Peer Gynt en meer van die usual suspects. Met één plaat was ik bijzonder blij: de Vier seizoenen van Vivaldi. Mijn god, nog nooit had ik barokmuziek gehoord. Wat een feestelijke heerlijkheid. Wat een fantastische ontdekking.
Decennia later
Nu, decennia en decennia (en eerlijkheidshalve: nog zo wat decennia…) later kan ik het haast niet meer horen, die Vier seizoenen. Uitgekauwde kost. Kan het dromen. Overal hoor je het, in winkelpromenades, achter reclames van chocolade of maandverband, bij natuurdocumentaires, in romantische films, in liften. Mooi stuk van die Rode Priester/ Prete Rosso maar ik was helemaal kwijtgeraakt, wat mij er eerst zo in raakte. Tot vorig jaar. Bij de op zichzelf al schitterende balletvoorstelling van het Nederlands Dans Theater School of thought in Carré waaide er opeens iets voorbij, dat huh? op Vivaldi leek en ook weer niet. Flarden Zomer en Winter kwamen voorbij, wat heet: zij dónderden nogal spectaculair voorbij. Sodeju. Wat een ongelooflijke dynamiek bleek daar opeens weer in te zitten. Of je een oud zilveren lepeltje in de citroensap legt. Een wonder van schittering glanst je daar dan opeens weer tegemoet. Mijn hemel, die muziek vroeg je om uit je stoel overeind te komen en mee te vliegen, nee, gebóód haast: dans mee! Nou maak ik mezelf vaak onsterfelijk belachelijk, maar niet zó! De overbekende noten helemaal opgefrist, soms noten weggelaten of herhaling op herhaling op herhaling gestapeld van bekende noten, omzoomd door onbekende noten. Bekende noten uitgerekt, poëtisch, soms op het minimale af. Virtuoos uitgevoerd, musicerend op het puntje van de stoel. Dat lijkt me trouwens nog helemaal niet mee te vallen, zo’n stuk dat als musicus in je genen zit als de Vier Jaargetijden opeens heel anders te moeten gaan uitvoeren. Automatische piloot dient uitgeschakeld te worden dan!
De gore moed
Na enig speuren kwam ik erachter dat het Max Richter was die de euvele moed had gehad om Vivaldi’s perfecte muziek op te poetsen. Recomposed durfde hij het ook nog te noemen. Die Richter heeft wel hele stoute schoenen. Wat ongelooflijk moedig. Je hóórt de gevestigde orde al morren. Je ziet de puristen hun delicate neusjes optrekken en vol dédain deze ‘recompositie’ naar de prullenbak verwijzen. De gore moed zeg!!! Kitsch! New age! Speels, zou ik zeggen. Met groot respect en liefde voor de oorspronkelijke muziek gedaan. Op Spotify, wat ik eigenlijk nauwelijks nog gebruikte, luister ik deze vier jaargetijden weer geregeld af. Op cd is de dynamiek spetterender dan in de live uitvoering die op Youtube staat. Minder zoetjes en venijniger.
Nigel Kennedy
Nigel Kennedy haalde vorige zomer iets dergelijks uit met hetzelfde werk op de 2013 Proms. Daar bouwde hij, als in een jazzcompositie, ruimtes in voor improvisatie. Deze herneming beviel me toch minder door conga’s en cajon die teveel bonkten, wat echt stuikte met de vloeiende compositie én reminiscenties opriep aan de vroegere beatmissen. Opgeleukte kerkdiensten zodat het de teenagers toch nog zou behagen naar de kerk te blijven komen. Maar vooral de piano erbij beviel niet, die gaf het geheel een vals-romantische toets als in een slechte filmsoundtrack. Soms kreeg de leut en het boertige de overhand bij Nigel en leek het of men geacht werd er de polonaise op te doen. Wel interessant waren de treurig gestemde oosterse improvisaties van de 15 jarige Palestijnse violist Mustapha Saad en zijn solo’s. Maar dan opeens weer: “It don’t mean a thing if it ain’t got that swing?”. Vivaldi hoeft zijn swing niet onderstreept te krijgen. Hoor hoe die fenomenale strijkers al rechttoe rechtaan vivaldi-swingen! Maar die piano! Het is mijn favoriete instrument maar niet hier. Schmaltzy. Weg ermee! En af en toe brushes of het nachtclubjazz is. Rare lollig bedoelde klapjes en ritmes die er niet doe doen. Een ronduit gruwelijk geluid in de ‘herfst’ als de percussionist met zijn drumstick over het bekken krast, als een krijtje op een schoolbord. Dat soort grapjes zijn als los zand dat schuurt tussen de raderen, het wil niet organisch samenvloeien zoals bij Max Richter wel het geval is. Maar ja, het waren de Proms. Dat vraagt om klappers, rock ‘n’roll & lol weetjewel. Het eind is wel weer spectaculair. Want het is me het violistje toch wel, die Nigel Kennedy en wat een compositie toch ook. Niet kapot te krijgen. Tijd om het weer eens rechttoe rechtaan te gaan beluisteren!