Metha’s muziekblog; Semper Dowland semper dolens
Na het blog over het overstelpende geluk van Pharrell Williams’ 24hoursofHappy clip waren we al bijgestuurd naar tranen door Mandela’s overlijden. Nu gaan we helemaal richting ‘Ach en Wee’ naar een waarlijk tranendal.
Tranen kunnen weliswaar ook vergoten worden uit vreugde, ontroering of geluk maar de tranen die nu gaan “vloeien” zijn ‘lachrimae’ veroorzaakt door de melancholie, in John Dowland’s muziek. Deze componist en luitist werd, menen sommigen, geboren in Dalkey -bij Dublin- circa 1563 maar, anderen vermoeden misschien wel dat hij ter wereld kwam in Westminster, Londen. Waar hij is gaan hemelen is ook allerminst duidelijk maar men vermoed dat dat in Londen was; in elk geval werd hij daar op 20 februari 1626 ter aarde besteld. John Dowland, renaissance luitist en componist, componeerde in de stijl en de sfeer die in zijn tijd hogelijk gewaardeerd werd: treurig en melancholiek. Die modieus was zelfs; de Melancholie-cult, zoals men het nu zou benoemen, was een heersende trend in de zestiende eeuw.
renaissancemens
Sinds de Griekse oudheid tot in de tijden waarin John Dowland leefde, dacht men de mens vier gemoedstoestanden toe, die gedetermineerd zouden worden door vier lichaamssappen die de mens bezit: bloed, slijm, gele gal en zwarte gal. Melancholie zou veroorzaakt worden door een teveel aan zwarte gal, vandaar zwartgalligheid: melas in het Grieks betekent zwart en cholé sap.
Waar vóór de Renaissance de mens zichzelf slechts als onderdeel van de massa zag, een gelovige massa waar de kerk voor dacht, ontdekte de Renaissancemens zichzelf als individu. Dit werd in gang gezet door allerlei razendsnelle ontwikkelingen op wetenschappelijk en maatschappelijk gebied. De Renaissancemens kreeg hierdoor een andere kijk op de wereld én zichzelf en dat maakte dat hij losser kwam te staan van de allesbepalende kerk. Een individu kan zichzelf dan ook uitdrukken zoals hij dat zelf wenst. Hiervoor werden óók artiesten, schilders, musici en componisten niet geacht er een eigen mening op na te houden maar de opgelegde visie mening van de Kerk uit te dragen. Die knellende banden werden afgeworpen. Men kon zijn eigen visie uitdragen, op canvas, in voordracht, in noten.
Dowland - Lachrimae - Hespèrion XX
In de Renaissance werden Melancholie en Genie als een ondeelbare eenheid beschouwd. Zij, die als genie gezien werden door anderen -of door zichzelf!- zagen in de melancholie een onmisbare aanjager van creativiteit. Zaak was hierbij niet gesmoord te worden door melancholie, die immers makkelijk kon verzanden in stilstand, inertie. Uit het raam staren en de wereld verzaken omdat die toch maar vies en voos was. Of in een donker hoekje te duiken met een troostende fles. Middeleeuwse kerkvaders zagen de melancholie dan ook als een der zeven hoofdzonden. Synoniem aan luiheid omdat een melancholiek mens zich niet wenste in te spannen om te zien hoe mooi de Schepping Gods was. Maar, als het onbestaanbare zou kunnen bestaan en god derhalve niet, dan klopte dus wat men waarnam en was de wereld echt voos en vies. Daar hielp geen lieve god meer aan. Reden te meer om zich in diepe melancholie te storten!
goddelijk luitspel
Dowland werd in zijn eigen land niet aangenomen als hofcomponist. Werd hij daar zwartgallig van? Wie weet, hij weet het zelf aan de verkeerde godsdienst die hij aanhing en niet aan zijn kunde als componist. In Denemarken lukte dat hem uiteindelijk wel en werd hij aangenomen als hofcomponist maar John bleek een spijbelaar. Waarschijnlijk miste hij huis en haard, vrouw en kind deerlijk, zó dat hij bij “zaken”reizen naar jolly old England deze verloven altijd onbetamelijk bleek op te rekken, wat hem uiteindelijk zijn baan als Deens hofcomponist kostte. Wat toch wel jammer was want de Deense koning Christian IV betaalde hem bepaald niet op melancholieke wijze. Uiteindelijk wist hij toch als luitspeler aan het Engelse hof emplooi te vinden. Naar verluidt speelde hij goddelijk. Men zei dat als men hem hoorde spelen en zingen men tot tranen toe bewogen werd. Daar hielpen zijn composities dan ook wel fantastisch aan mee met titels als “Flow my tears”, “I saw my lady weep”, “In darkness let me dwell”. Geen titels verzonnen door het zonnetje in huis.
zakdoekjes bij de hand
Zijn mooiste en nu ook nog steeds zeer geliefde compositie heet “Lachrimae”, tranen. “Seaven teares in seven passionate pavans”:
· Lachrimæ Antiquae (oude tranen)- bestond al als luitsolo en lied.
· Lachrimæ Antiquae Novæ (vernieuwde oude tranen)- een harmonische parodie op Lachrimæ Antiquæ.
· Lachrimæ Gementes (zuchtende tranen)
· Lachrimæ Tristes (verdrietige tranen)
· Lachrimæ Coactae (geforceerde tranen)- een harmonische parodie op de verdrietige tranen
· Lachrimæ Amantis (de tranen van een amant)
· Lachrimæ Veræ (echte tranen)
Zij zijn inderdaad van een hartstochtelijke maar erg mooie treurigheid.
“Semper Dowland, semper dolens”
Dat was zijn motto, treurig zijn was zijn modus. Of ze nu door Andreas Scholl, countertenor, gezongen worden of door Sting, popzanger- ze hebben beiden hun geheel eigen charme en hun beider intentie was goed. De ene stijl van zingen is alleen heel anders dan de andere. Het is een kwestie van smaak, welke je prefereert. Dowlands liederen waren in zijn tijd de Stinghits van deze tijd, dus ook zeer populair en geliefd bij een breed publiek. Op die wijze bezien was het dus niet zo gek dat Sting ze ging zingen. In de tijd dat John Dowland leefde was er geen strenge scheidslijn tussen klassieke en populaire muziek zoals wij die kennen. Er was muziek die je aanstond en die voerde je dan uit. Zoals Sting dat in 2006 deed.
Dowlands tranen vormen nu een sfeervolle omlijsting van deze donkere dagen.