Metha's muziekblog; de viking van sixth avenue
Er zijn mensen die bij het straatmeubilair lijken te horen.
Verkopers van de straatkrant bijvoorbeeld. Zoals Thea, die aan de oostzijde van het hoofdstedelijk Centraal Station met een grote zwaai van haar arm – die naarmate ze wat ouder en strammer wordt steeds kleiner uitvalt – “De DAKlozenkrant!!” roepend haar waar aan de man brengt. Haar werkelijk enorm uitgedijde echtgenoot (“me man”) hangt zo discreet als zijn postuur dat toelaat in zijn invalidenwagentje een stukje achter haar. Hij is sociaal waarschijnlijk een stuk minder handig dan Thea – of een stuk luier. Dus mag zij met als opener: “Dag schat” de performance doen, zij haalt waarschijnlijk meer op. Hij jaagt haar revenuen er ondertussen wel alvast doorheen, grote blikken bier zijn nooit ver van hem. Van haar trouwens ook niet. Hoe bijdehand ook naar haar klanten, zij is zorgzaam en lief voor hem, hij is totaal afhankelijk van haar. Dakloos zijn ze niet; ze hebben ergens een boot waar ze ook eens mee wilden gaan varen, maar dat tripje verzandde voortijdig in drank en drugs en niet nagekomen afspraken – ze kwamen niet ver. Afgelopen jaar zijn ze naar Lourdes geweest onder het motto “baat het niet dan schaadt het niet” en ze kregen het aangeboden, dus dan zeg je geen nee. Aldus Thea. Van dat tripje stond zelfs een reportage in de daklozenkrant, voor die gelegenheid omgetoverd tot glossy: “Hep je me glossie al? Mot je kijken, dat ben ik op die brug bij die overstroming! In Lourdes hè!” zei ze apetrots. “Maar 5 euro schat!”. Ze heeft dankzij haar mateloze inname van alles wat God verboden heeft een wat – zachtmoedig betiteld – rommelig uiterlijk, sluwe oogjes in een schalks hoofd. Plus een ‘mij-krijg-je-er-niet-onder/onkruid-vergaat-niet’ mentaliteit en een slimmig soort ‘zakelijk’ instinct. Ze kent heel veel mensen door haar jarenlang posten bij het Centraal Station en ze weet hoe ze die moet bespelen: “Hé! Hééé!!!”” als ik langs ren om mijn trein te halen: ”Hé schat, je zou toch me glossie kopen!”
Excentriek
Zo was daar in New York van eind jaren veertig tot in de jaren zeventig ook een man die bij het straatmeubilair leek te horen. Een excentrieke straatmuzikant leek hij, gehuld in een geheel eigen interpretatie van een Viking-outfit, compleet met gehoornde helm. De man zag eruit als een asceet, fijne gelaatstrekken, lang, mager, met lange donkere baard en haar in een knotje. Hij was blind. Behalve muziek maken verkocht hij bij tijd en wijle ook zijn gedichten en stukken van zijn hand waarin hij filosofeerde over muziek. Hij bevond zich al die jaren op de hoek van 53rd street en 6th Avenue, vandaar zijn bijnaam. Om de hoek was 52nd street, een befaamd uitgaansgebied met veel jazztenten. Jazzcats als Charlie Parker en het daar uitgaande publiek maakten daar kennis met de “Viking” en zijn muziek. Hij werd, zoals Thea bij de Amsterdam-forensen, een goede bekende bij de bohémiens.
Deze man was soms dakloos, dan sliep hij in pakhuizen of onder bruggen; soms niet dan leefde in iets dat het midden hield tussen een bovenmaatse kast en een kabinet. Maar zelfs als hij onderdak had leefde hij liever op straat, waar hij kon praten, spelen en werken. Hij joeg zijn schamele centen er niet door met dubieuze genotsmiddelen, hij bezat namelijk een groot zij het wat buitenissig muzikaal talent, waar hij zich geheel aan wijdde en wat hem stuurde in het leven.
Talent voor de liefde
Wat hij tekort kwam aan zicht compenseerde hij ruimschoots met inzicht. Een grote sociale intelligentie bezat hij, waardoor hij als straatmuzikant de juiste mensen leerde kennen. Zijn muzikale honger dreef hem naar repetities van het New York Philharmonic, zo kwam hij aan connecties om zijn muziek ook buiten 52nd Ave. en later zelfs wereldwijd bekend te laten worden via geluidsdragers.
Hij bezat kennelijk ook een groot talent in de liefde, hij zat namelijk nooit zonder een of andere zich over hem ontfermende dame, die heilig in zijn kunst geloofde, met eindeloos geduld zijn gedicteerde composities noteerde en ook anderszins voor hem zorgde.
Huilen naar de maan
Louis Thomas Hardin (1916-1999) zoals Moondog in werkelijkheid heette – zijn bijnaam had hij ontleend aan een hond die hij kende en die zo mooi kon huilen naar de maan – was op zijn zeventiende blind geworden door ontploffend dynamiet. Die blindheid remde hem niet in zijn muzikale creativiteit, waar hij als klein kind al blijk van had gegeven, integendeel. Er was niets mis met zijn hersenen noch met zijn oren.
Zijn vader opende in Louis’ kinderjaren een handelspost in Indianengebied, het verhaal gaat dat little Louis als kind al leerde trommelen van een Indiaanse chief, gezeten op diens schoot. De indiaanse met buffelhuid bespannen trom was een instrument dat later met enige regelmaat opdook in zijn composities. Dit percussieve element is een unieke smaakmaker in zijn composities, als op een pow wow zie je er haast indianen op dansen. Hij bouwde zelf een eigen percussie-instrumentarium, zoals de “trimba”, ’n instrument dat je op vele opnames van Moondog terug hoort.
Muziektheorie leerde hij in braille op school, in muzikale uitvoeringspraktijk was hij volledig autodidact. Hij leerde zichzelf viool, viola, piano en pijporgel spelen.
De kunst kunst te verstoppen
Zijn adagium "The art of concealing art, maximum effect but with minimum means" maakte hem tot een wegbereider voor minimal music. Componisten als Philip Glass en Steve Reich zeggen door Moondogs muziek te zijn beïnvloed.
De man beperkte zich niet tot één genre, hij componeerde net zo makkelijk minimal music, strijkkwartetten, ragtime-achtige muziek, jazz of pop. Het is een wonderlijk, naar alle kanten uitwaaierend maar toch consistent eigen klankuniversum, dat hij schiep. Aanvankelijk lijkt het nogal gewoontjes te klinken, makkelijk het oor in vloeiend en er net zo gemakkelijk weer uit. Dan ben je al snel geneigd het onder “niet bijzonder” te rangschikken. Maar het wordt als je aandachtiger luistert al snel een tikkeltje vreemder dan gewoontjes. Eigenlijk behoorlijk eigenzinnig. Een soort sprookjeswereld met scherpe randjes van een Moondog. Met een eigen filosofie die veel weerklank vond bij eerst de Beat generation, later bij de hippies en bloemenkinders van toen:
Do your thing!
Be fancy-free to call the tune you sing.
Do your best,
and opportunity will do the rest.
Don't give in!
Capitulation is the greatest sin
Schijn
Een geïdealiseerd idee over Duitsland bracht hem ertoe, na een concert aldaar, om zich daar te vestigen, eind jaren zeventig. Ook hier een dit keer Duitse dame die zich over hem ontfermde. Op 52nd Street en omstreken nam men ondertussen aan dat de zonderling, waarvan vele passanten niet eens bevroedden dat de man een gerespecteerd componist was, in het Vikingharnas gestorven was. Hardin bouwde echter in Duitsland nog twintig jaar voort aan zijn wonderlijk oeuvre.
In 1999 stierf hij op 83-jarige leeftijd in een Duits ziekenhuis. De man waar Janis Joplin een song van zong (All is loneliness), die bevriend was met Leonard Bernstein en Arturo Toscanini, die symfonieorkesten dirigeerde terwijl royalty toekeek, vele platen uitbracht, schotschriften produceerde tegen zulke uiteenlopende onderwerpen als georganiseerde religie, mode of de oorlog in Vietnam. En daarnaast nog zo wat ‘dingetjes’ deed.
Er is een documentaire in de maak over Moondog en zijn leven. Deze zal ergens in 2014 uitkomen.
De moraal van dit verhaal: ga nooit af op schijn. Wie weet wat Thea er alzo nog bij doet…
Metha Molenaar