Metha's muziek; Jota pe ce…

Gepubliceerd op: 23 september 2013 14:25

¿Qué? ¿Jota pe ce? Dat is een Spaanse straattaal-afkorting, ‘j.p.c.’ van ‘jodido pero contento’ – of ‘jodida pero contenta’ afhankelijk van het geslacht van de spreker. Kort en bondige uitdrukking met een filosofische randje.

Hoe zou men dat nou eens netjes kunnen vertalen? Als ‘verdoemd maar tevreden’? Hmm, dekt de lading niet echt. Het Spaanse werkwoord ‘joder’ neigt meer naar ‘verneuken’ – excusez le mot – dan naar ‘verdoemen’. Het is een krachtterm als het Engelse ‘f**k’, ‘fok’ in goed Nederlands . Omschrijving. Het betekent ongeveer dat men in het leven vele malen te grazen (het kan heus wel netjes...) genomen kan worden en naar alle waarschijnlijkheid zelfs muyyy jodido/a wordt door de/het een of de/het ander, maar dat daar overheen is te komen. Het leven gaat gewoon door. Men is er tenslotte nog, ondanks alles, zij het met akelige kleerscheuren en winkelhaken in de ziel. Maar: men is er nog en ha: sterker dan voorheen! Zich in een donkere hoek schuilhoudend komt opeens absoluut het keerpunt, terug naar ‘mens durf te leven’. Schud de haren, recht de rug, vooruit die kin en gáán! Jodida pero contenta. Así es. Zo is dat.

Schelp

Flamenco heeft vele uitingsvormen, traditionele en minder traditionele. Vooral de laatste decennia vinden er allerlei muzikale kruisbestuivingen plaats met flamenco als hoofdingrediënt. Verjazzt door bijvoorbeeld Michel Camilo en Tomatito, vermengd met het ritme van de Cubaanse son door Bebo & Cigala of Enrique Morente. Met tangoritme en - melancholie door Diego el Cigala. Vaak interessant tot zeer fraai, zoals de tangos gezongen door Diego “de kreeft”; soms wat minder en geforceerd aandoend zoals de flamenco die zich gemixt zag met house onder de noemer “electric flamenco”.

In de flamencozang zijn er vele variëteiten en nuances. Van een zuiver volgens de regels der flamenco zingende Carmen Linares via la gitana pura sangre La Perla de Cadiz naar de oerschreeuw van de vleesgeworden flamenca La Caita. De stijlvolle, ingetogen flamenco van Estrella Morente. En: Concha Buika. Concha wie? Oh oh, weer straattaal? Concha is Spaans voor schelp, een verkleining van Conceptìon maar kan ook iets anders betekenen dat, toeval toeval, ook weer verband houdt met conceptie. Helaas – of misschien maar beter – bepalen we ons hier echter tot muziek en houden we geen taalkundige verhandelingen. Dus laten we het hierbij (voor geïnteresseerden: zie de Urban dictionary).

Vuige stem

Concha Buika dus. Een zangeres met een bijzonder vuige flamencostem. Niet onverbiddelijk hard, schel of scherp in het hart kervend zoals vele cantaoras (flamenco-zangeressen) maar zwaar, loom, broeierig en sensueel. Verder met alle kenmerken, ritmes en melismatische versieringen die het idioom van flamenco vormen.

Maria Concepcíon Balboa Buika werd geboren op Mallorca, 11 februari 1972. Zij was het kind van Guineese ouders, één van de drie families van Afrikaanse origine op het eiland die, het Afrikaanse ontvlucht, een nieuw leven begonnen op Mallorca. Zij groeide op temidden van muziek: gitanes en hun zang, Andalusische coplas, boleros en rancheras van elders uit de rijke Spaanstalige (muziek)wereld, uit Cuba en Mexico bijvoorbeeld. Haar moeder zong ze en danste op alles wat muziek was. Haar vader bracht slechts losse handjes in als zijn deel van de opvoeding en het enig goede dat verder van hem gezegd kan worden is dat hij al snel de benen nam. School maakte Maria Concepíon niet af, ze werkte al op jonge leeftijd in een kroeg in de Chinese wijk waar ze woonde. Op haar 17e ging zij als blueszangeres het hotelwezen in. Legde vervolgens een leertraject af langs hiphop en house, ging via het experimentele theater van la Fura des Baus naar de jazz. Belandde – door een impuls: “Ik moet hier weg” – in 2000 in Las Vegas als understudy van Tina Turner en werd daar ontdekt door Rachelle Ferrell die haar uitnodigde om in de Blue Note Club te komen zingen. Zij zelf noemt deze periode in haar leven een Kafkaeske droom – met de nadruk op ‘droom’.

Jodida pero contenta

De harde realiteit bracht haar terug in haar vaderland, in Madrid, jodida pero contenta; met ondertussen genoeg levens- en muzikale bagage om zelf te durven componeren. In 2005 kwam haar officiële eersteling uit, ‘Buika’. Een cd die haar beginselverklaring uitdroeg: in deze tijd van globalisatie en mestizering heeft het geen enkele zin te gaan navelstaren op zoiets als eigen nationale identiteit en daar star aan vast te houden. Dus mengde ze Caribische stijlen met flamenco, Spaans-van-de-straat met Engels, Cubaanse of tangoklassiekers met hiphopritmes. Haar soepele stem moeiteloos schakelend tussen vlammend en messcherp als een machete of fluweelzacht als de nachthemel boven Mallorca.

 

In 2009 bracht ze op haar cd “El ultimo trago” een hommage aan de 2012 overleden grande dame van de Mexicaanse lied- en drankkunst Chavela Vargas. Ook háár liederen kende zij als klein kind al via haar muziekminnende mama. Haar interpretaties waren van dermate hoog niveau en op eenzelfde diep empatische wijze gezongen als Chavela dat zelf placht te doen dat het deze noopte tot de volgende uitspraak: “Buika is mijn donkere dochter. Zij bezit de mooiste en origineelste stem die ik in jaren gehoord heb!”

amor y desamor

De cineast Pedro Aldomodóvar, groot bewonderaar en vriend van Chavela Vargas, was het gloeiend met haar eens. Net als hij ooit Chavela uit de goot opduikelde en haar liederen liet zingen in zijn films, waardoor Vargas er weer helemaal bovenop kwam, gaf hij in “La piel qué habito” ook Buika eenzelfde kans. Buika’s laatste cd ‘La noche mas larga’ kwam dit voorjaar uit. Daar trad ze in juni jongstleden ook mee op in het BIMhuis, maar qué lastima, no tenìa dinero... ‘La niña de fuego’ (meisje van vuur, de titel van haar derde cd) brengt daarop weer in haar geheel eigen mixstijl liederen ten gehore die zoals al haar werk altijd handelen om ‘amor’ maar vooral ’desamor’. Ook dit valt niet te vertalen…

 

Metha Molenaar