Boekenblog 193; Het Oog van De Parelduiker
Wanneer ik voor het eerst een literair tijdschrift las, weet ik niet meer. Rond mijn achttiende, denk ik. Het zal 'De Gids' zijn geweest, of 'Tirade' of 'Hollands Maandblad', misschien 'Maatstaf'. Waar weet ik wel: Bibliotheek Surinameplein, dat ik toen vaak bezocht vanwege het grotere aanbod dan in mijn buurtfiliaal August Allebéplein.
Misschien las ik ze op aanraden van mijn lerares Nederlands, mevrouw Nelck, of van Kees Fens op de Bibliotheekschool. Ik had onthouden dat je in die bladen vaak eerste publicaties van bekende en minder bekende auteurs vond. Daarnaast kon je daar je eerste pennenvruchten kwijt – als de redactie die tenminste accepteerde. Gelukkig heb ik nooit gedurfd een gedicht op te sturen. Die functie, debuteren op een wat verborgen plek, zodat auteurs kunnen rijpen, hebben deze tijdschriften vaak nog! Ik vond het meteen zeer interessant om door zo’n tijdschrift te bladeren, en gedichten, essays en korte verhalen te lezen. Vaak met mooie tekeningen erbij, eveneens van bekende en onbekende illustratoren.
Een Parelduiker vreest den modder niet - Multatuli
Wist ik veel dat Podium of Maatstaf een blad met een programma was, waar een redactie de ingezonden stukken vòòr plaatsing beoordeelde. Dat daar vaak gigantische discussies over plaatsvonden, want paste – ik zeg maar wat – een stuk van Hermans in Maatstaf, of kon een gedicht van Campert of Komrij in Tirade verschijnen ? Dat lag allemaal niet zo simpel, ontdekte ik later door lezing van de literaire roddelrubrieken in Vrij Nederland of Haagse Post. Daar hingen vriendschappen van af. Hoe diep dat kon gaan werd me duidelijk toen ik in een van de Dagboeken van C. Buddingh’ las dat deze zijn vriendschap met K. Schippers had opgezegd omdat in Hollands Diep,waarvan Schippers redacteur was, een negatieve recensie over Buddingh’s laatste dichtbundel had gestaan -geschreven door de toen onbekende Boudewijn Büch. Diep gekwetst en een fles whisky later verscheurde de Dordtenaar een foto van Schippers en stuurde die op:”En deze man hield ik elf jaar voor een van mijn beste vrienden.”* Het is niet waar dat Koos Alberts hierop zijn beroemde levenslied heeft gebaseerd, maar het had gekund.
Modderduiker
In 2011 haalde het onvolprezen tijdschrift De Parelduiker deze affaire weer aan in een prachtig stuk over De kastjes van C.Buddingh’. De Parelduiker bestaat sinds 1996, en is het tijdschrift dat ik iedere in literatuur geïnteresseerde toewens. Vier keer per jaar diept het vooral biografische feiten en feitjes uit over bekende, minder bekende en zelfs vergeten auteurs van vroeger en nu. Met “vroeger” bedoel ik de 19e en 20e eeuw. En lang niet alleen Nederlandse schrijvers. In zeer leesbare artikelen, met veel foto’s en tekeningen. Zakelijk, door professionele liefhebbers, zonder al te veel stelling in te nemen, maar wel genietend van alles wat auteurs meemaakten rondom hun werk en privéleven. Zo nu en dan een special, zoals over Louis Couperus (okt 2013), Albert Camus, Joseph Roth, Aya Zikken, en Henk Romijn Meijer. De parels komen vaak diep onder de modder vandaan. Ik bedoel daarmee: archieven die zich in kelders, op zolder, vlieringen en in boudoirs verstopte damestasjes bevinden.
Nee, De Parelduiker is geen blad met een programma dat tot op de millimeter is uitgeschreven en daardoor sommigen uitsluit. Die tijd is wel een beetje voorbij. Ook wel weer jammer! Een fijne literaire ruzie zoals we hadden tussen A.F.Th. van der Heijden en Arnon Grunberg zijn toch wel krenten in de literaire pap. Om maar niet te spreken van het speciale Tiradenummer dat Jeroen Brouwers in 1976 volschreef als protest tegen de jongetjesliteratuur van die tijd. Een hele generatie bedronk zich schreiend in Café De Pels. Het leidde tot enorme discussie in krant,weekblad, radio en televisie. En tot flinke publiciteit natuurlijk.
De Parelduiker verschijnt komende week met een special over, vanzelf, Louis Couperus die nu al weer zijn postume Nobelprijs misliep. Presentatie vindt plaats op het Cultuurplein van de Centrale Bibliotheek, vanaf 16.30 uur.
* Gelukkig kwam het later wel weer goed tussen Schippers en Buddingh’. Maar niet tussen Brouwers en de jongetjesliteratuur.