Boekenblog; Oude en Nieuwe Leeservaringen: Jaap Harten, Christopher Isherwood en Jan van der Vegt

Gepubliceerd op: 15 december 2017 11:46

In 1974 werkte ik een jaar bij de OBA, en iedere dag nam ik wel een boek mee naar huis dat ik beslist moest lezen. Dat kon niet goed gaan. Ergens bij het lezen van door elkaar heen Patricia Highsmith, Jaap Harten, Toergenjew en Max Dendermonde werd ik overvallen door een leesburnout.

De boekendokter bestond nog niet, dus ik greep zelf hard in: pas weer lezen als dat zonder stress kan. Dat was na een week of vier. Ik bladerde voorzichtig door de ochtendkrant, en een week later ging ik verder met Harten’s Garbo en de gebroeders Grimm -die kende ik al, dus dat was bekend terrein. Hierna hebben mijn stapels boeken me nooit meer verontrust.

Jaap Harten (1930-2017)

Deze herinnering  kwam boven toen ik vernam van het overlijden van Jaap Harten. Zijn “Duitse” boeken, het genoemde Garbo (1968), maar ook  De getatoeëerde Lorelei (1969) en Madame Tussaud in Berchtesgaden (1972) vond ik fascinerend, vanwege onderwerpskeuze als stijl. Ze deden mij denken aan de film Götterdämmerung (1969) van Visconti, en zijn volgende, niet minder decadente, verfilming van Thomas Mann’s Dood in Venetië, een film die ik in twee jaar drie keer bewonderde. De meesterlijke film Cabaret met de onvergetelijke Liza Minelli in de hoofdrol was ook een grote verwijzing naar de woelige jaren ‘20/’30. De boeken van Jaap Harten weerspiegelden dus ook een tijdgeest. Dat Harten de boeken van Christopher Isherwood moest kennen, daar had ik toen geen benul van, ik realiseer me dit al schrijvend. Isherwood’s Goodbye to Berlin en Mr. Norris Changes Trains, geschreven in de jaren ’30, waren de directe aanleiding voor Cabaret, en al even imponerend als de film. Isherwood is een hele grote, nog steeds veel gelezen auteur, ook al door zijn connectie met de nog grotere W.H.Auden en Stephen Spender. Zelf vind ik Isherwood het fijnst om te lezen, bij de andere twee heb ik het gevoel dat ze ècht literatuur wilden maken. Isherwood’s  autobiografie Christopher and his kind (1974) prefereer ik boven World within World (1951) van Spender. Maar ja, wie ben ik? Ze zijn trouwens allebei ook nog interessant omdat beide schrijvers vaak in Amsterdam vertoefden, zelfs in de Emmastraat  waar ik later in de ernaast gelegen bibliotheek werkte…

Jaap Harten werd, naast Isherwood, ook aangeraakt, zelfs bevrijd, door het verschijnen van Op weg naar het einde van Gerard Reve. Want Garbo en de Gebroeders Grimm bestaat uit een aantal geweldige brieven aan o.a.  Reve, Remco Campert, en aan zijn levenslange partner, de schilder Oscar Lens. Het is dat ik na een paar decadente leesjaren verslingerd raakte aan Simenon en Vestdijk, want anders had ik ook Harten’s andere boeken wel gelezen. Maar genoemde boeken vormen een bepalend onderdeel van mijn leesleven. Jaap Harten: hartelijk dank!

(Auto) Biografisch schrijven

De boeken van Reve, Harten en Isherwood waren heel persoonlijk. Het leek alsof  je als lezer meemaakte wat zijzelf meemaakten. Dat fantasie en werkelijkheid bewust door elkaar liepen werd bij eerste lezing niet duidelijk en eigenlijk nu nog niet. Ze creëerden hun eigen beleving van de werkelijkheid. Dat heb ik altijd geweldig gevonden. Het maakte me nieuwsgierig naar hun leven en daarom ben ik een liefhebber van brieven, dagboeken, biografieën geworden -van auteurs dan! In de jaren ’70 had je het dan wat Nederlandse schrijvers betreft moeilijk, want afgezien van de Briefwisseling tussen Menno ter Braak en Ed. du Perron was er weinig. De publicatie van de Dagboeken van C.Buddingh’ was al heel wat. Dat is nu wel anders, en sinds bijvoorbeeld Jeroen Brouwers’ fantastische Kroniek van een karakter (zoek wel naar de tweedelige uitgave, nog veel beter dan de Prive Domeineditie) en het Geheime Dagboek van Hans Warren is er veel genietbaars bijgekomen. Nu lees ik bijvoorbeeld Lenteloos Voorjaar; Oorlogsdagboek 1940-1941 van Hanny Michaelis, afgewisseld met een Dagboek uit de schier onafzienbare rij van Frida Vogels.  

Biografieën schrijven

Iemand die ook gefascineerd is door verbeelding en werkelijkheid bij schrijvers is Jan van der Vegt (1935). Hij schreef  biografieën over Hans Andreus, A. Roland Holst, Hendik de Vries en Jan G.Elburg (zie mijn blog) . In zijn laatste boek, Vierspan (2017) legt hij verantwoording af van zijn werk. Dat doet hij voorbeeldig. Alle problemen waar een biograaf tegenaan loopt : de weduwe, de verzwegen feiten, de weggegooide brieven, de onbetrouwbaarheid van het geheugen van vrienden en familie- ik noem maar wat- krijgen in Vierspan hun plek. Daarnaast nog  nagekomen informatie en andere overwegingen over zijn vier biografelingen- een prima nieuw woord voor de beschreven hoofdpersonen. Ik heb dit woord meteen toegevoegd aan mijn woordenlijst. Tegelijk doet Vierspan ook uitzien naar een autobiografie van Jan van der Vegt, al denk ik dat hij daar te bescheiden voor is!


Leo Willemse, geboren en getogen in Amsterdam-Noord, werkte vanaf 1973 in talloze functies bij de OBA. Hij nam afscheid in april 2017. Gelukkig schrijft hij nog met regelmaat boekenblogs voor de OBA. Hij leest ongeveer 100 boeken per jaar, van literatuur tot strips.Het resultaat van meer dan 60 jaar lezen vind je terug in zijn Boekenblog waarmee hij in 2010 begon.

Lees meer OBA-blogs