Boekenblog; Muziek om te lezen
Na meer dan twintig jaar filiaalhoofd te zijn geweest in alle uithoeken van Amsterdam en Ouder-Amstel, koos ik in 2006 voor een dramatische wending. Ik begon als Medewerker Informatie Dienstverlening op de Centrale Bibliotheek aan de Prinsengracht. Vooral het uitzicht op de verhuizing in juli 2007 naar het Oosterdokseiland trok mij aan. Geen managerszorgen mee, slechts de echte inhoud zou tellen.
Ik zag uit naar die verdieping. Werken op de vierde verdieping, de Muziekafdeling was een absolute voorwaarde. Muziek is, zwak uitgedrukt, een nog grotere afwijking van me dan lezen.
Muziek lenen
Zomer 1964 kocht ik een fanzine over The Beatles (f 1,25). Ik lees dat John Lennon afkerig is van bekrompen mensen, George Harrison bij voorkeur schapebout kluift., en geniet van pagina’s vol vrolijke foto’s. Van mijn uiteraard karige zakgeld koop ik blaadjes als MuziekExpress en Muziekparade. Later ook HitWeek, TeenBeat en Kink. Door langdurige bestudering van informatie op de langspeelplaten die ik zo nu en dan koop, bouw ik fragmentarisch kennis op van de muzikanten die me zoveel plezier verschaffen. Dat ik in de bibliotheek misschien meer informatie kan vinden kwam niet bij me op; ik had het al druk genoeg met alle verplichte lijstboeken.
In 1970 start de muziekbibliotheek in de Jacob van Campenstraat met het uitlenen van elpees. De popmuziek staat ordeloos in bakken, in tegenstelling tot de klassieke muziek, maar ze staan er tenminste. Ik leen wekelijks 5, 6 platen, en schrijf alle gegevens ervan in een schriftje. Toen ik 1986 daarmee stopte, had ik bijna 3000 langspeelplaten gedocumenteerd.
Over muziek lezen
Vooral HitWeek, Aloha, en Oor laten zien dat ook over popmuziek heel veel te vertellen valt. Muzikale verwantschappen, bepaalde genres, muziekgeschiedenis, mensen als Pim Oets, Jan Donkers en Peter Schröder, schrijven daar graag en serieus over. Elly de Waard in Vrij Nederland is bijna te serieus, maar wel steengoed. Interviews in het fenomenale Amerikaanse rockmagazine Rolling Stone met bijvoorbeeld Frank Zappa, Bob Dylan en John Lennon, ik lees ze vanwege mijn scholieren-Engels minimaal drie keer. Ik stort me op boeken van Jerry Hopkins, Lilian Roxon, Nik Cohn (Awopbopaloobop: pop from the beginning) en het toen allerbeste boek: The Sound of the City: the rise of rock and roll, van Charlie Gillett. Een prachtig vakantieboek-ik hoorde de vaak onbekende muziek in mijn hoofd langskomen. Maar Nederlandstalige boeken over popmuziek? Het Pophandboek (1970) van H. Bergman en E. Petersma is wel een aardig begin, maar een tijdelijk definitief boek, zoals ze in de USA en Groot-Brittannië verschijnen, ho maar.
Verdieping? De vierde verdieping, ja!
Op de vierde verdieping voelde ik me meteen thuis. Twee dagen per week in een muzikale wereld, heerlijk. Op de futuristisch ingerichte 1e étaasje van het ODE ging dit zo door, totdat de cd’s lenende klanten wegbleven, u weet wel waarom. De verhuizing, terecht, naar opnieuw een vierde verdieping, met de kunst- en muziekboeken, en de fameuze collectie bladmuziek, leverde niet zozeer verdieping op, wel gemis aan muziek die over de afdeling schalt, en zo je kennis verdiept.
Muziekboeken nu
Het huidige overstelpende aanbod aan muziekboeken doet me geregeld terugverlangen naar de tijd dat je alles zelf moest uitzoeken. Het is veel en veel te veel. Elke muzikant krijgt zijn biografie, zo niet tien. Elk muziekgenre wordt nauwgezet uitgeplozen. Voor een generalist zijn het zware tijden.
Maar ook mooie! Want het geluk dat ik heb ontleend aan twee generalistisch-specialistische boeken, dat geluk wens ik echte muziekliefhebbers toe. The Heart of Rock and Soul: the 1001 greatest singles ever made (1989), door Dave Marsh is het ene, en 1,000 Recordings To Hear Before You Die, (2008) van Tom Moon het andere. Moon en Marsh enthousiasmeren, hebben ongelooflijke kennis en zijn niet bang heilige huisjes aan te pakken. Ik heb me toch een hoop hip-hop aangehoord! Opera, soul, voodoo, onbeluisterbare free jazz, folk- niets is de heren te dol, te veel. Ze luisteren met aandacht en delen dan hun bevindingen met jou. Het lezen en luisteren-je moet de muziek wel zelf zien te vinden- heeft me bij beide boeken meer dan een jaar gekost. Ik heb er geen moment spijt van. Net zo min als ik spijt heb van mijn keuze om mijn bibliotheekleven òòk af te sluiten met werken op de muziekafdeling. Die afdeling is veel minder in zichzelf gekeerd als in 1972. Liefhebbers van popmuziek nam men eigenlijk niet helemaal serieus. Mijn al evenzeer begeesterde muziekcollega’s hebben dat gevoel weggenomen. Gelukkig maar!
Leo Willemse neemt eind april afscheid van de OBA