Boekenblog; Leo Pleysier vergeten?
In de Centrale OBA bevindt zich onder de Jeugdafdeling (-1) een schier onoverzienbaar Magazijn. Daar staan de boeken die u niet meer leest, die hun tijd hebben gehad, de ooit actuele titels, kortom: de Vergeten Boeken. Iedereen die daar binnenkomt-en dat zijn er niet veel- snuift de geur van die ouwe boeken op en is weer terug in zijn verleden. Geen plek waar de nostalgie harder toeslaat dan in dat zo zakelijke en saai ingerichte OBA Magazijn.
Vergeeld
Naast de Jeugdboeken-verzameld sinds 1900!- roepen vooral de romans en verhalen de meeste herinneringen op. Als er ergens auteurs staan verzameld die ooit hoopten op eeuwigheidswaarde, is het daar. Nergens anders worden die schrijvers harder uit de droom geholpen. Broederlijk en zusterlijk staan ze naast elkaar, hard op weg naar vergetelheid. Op zoek naar wat oud werk van mijn Held van dit Boekenblog, de Vlaamse schrijver Leo Pleysier, zag ik bijvoorbeeld een lange rij boeken van de ooit veelgelezen en geprezen Siegfried E. van Praag (1899-2002). Jeruzalem van het Westen (1961) vond men zijn beste boek, een mooi mozaïek over een aantal welgestelde Joodse families in het Amsterdam van voor de Tweede Wereldoorlog. Siegfrieds boeken staan daar maar, vergeeld, uitgeleend tot op het bot, en wie wil ze nog lezen? Rico Bulthuis wijdde een heel boek aan hem, maar wie kent Rico nog?
Familie in de Kempen en omstreken
Maar goed, ik was op zoek naar Leo Pleysier -veel van zijn werk staat trouwens nog “gewoon” op de romanafdeling. Zijn vroege werk is al afgedaald naar -2. Ik vond onbekende titels uit begin jaren ‘70 als Mirliton en Negenenvijftig. Laat die voorlopig staan! Begin met De Kast of Wit is altijd schoon.
Veel lezers houden van familieromans, hoe dikker hoe beter. Leo Pleysier schrijft ook familieverhalen, maar hij is gierig met woorden. In vaak minder dan 150 pagina’s vertelt hij meer dan anderen in 1000. Knap, want de hoofdpersonen zijn geboren vertellers.
Zijn invalshoek is iedere keer origineel. In Wit is altijd schoon zit een zoon naast de grafkist met daarin zijn overleden moeder. Vanuit de kist begint zijn moeder een gesprek met hem, dat zo onnavolgbaar liefdevol en geestig is, dat je niet weet of je moet lachen of huilen. Genoteerd in Kempisch dialect, normaal een reden om een boek onmiddellijk naar het Magazijn te verbannen, maar hier werkt het fantastisch: “Jamaar ge zult eens zien woensdag dat de anderen helemaal in ’t nieuw staan op de begrafenis! Zorg toch maar dat gij er weer niet erbij loopt gelijk een schooier! Wat zullen de mensen zeggen! Laatst op de begrafenis van Kamiel Hendrickx waren al de kinderen en de familie in het zwart en dat is toch maar schoon hoor, zo allemaal in het zwart.”
In De Kast kijkt dezelfde zoon naar een voetbalwedstrijd op televisie. Zijn zus belt hem op. Ze moeten eens nodig spreken over hoe het nu verder moet met de meubels van hun moeder. De zus praat al even beeldend als de moeder, maar Pleysier geeft het net even anders aan. Het draait uiteraard om een bepaalde kast:
Ewel, zei ze, ge zult het maar amper geloven, maar nu, achteraf, had ze al een paar keren gedacht bij haar eigen van: ik had ze misschien beter niet gehad die kast. Wat dat ik nu hoor! Zei ik. Niet dat ze niet goed of niet schoon stond bij haar in het interieur hoor! Want schoon was ze genoeg, die kast! Iedereen die bij haar over de vloer kwam, begon daar altijd meteen over! Zoals laatst met de kaarters van de bridgeclub ook weer. Het eerste wat ze zegden was dan elke keer: amai Greet, wat voor een ferme kast hebt ge dáár staan? Waar hebt ge die vandaan?
Leo Pleysier publiceerde 6,7 tamelijk afwijkende romans voor hij in bijvoorbeeld De Kast zijn thema-verknochtheid aan zijn familie- de vorm vond die hem een veel groter lezerspubliek bezorgde. Zoals later in het ontroerende De Gele Rivier is bevrozen. Een jongetje van een jaar of tien is hier de verteller van het levensverhaal van zijn tante, een non die voor de missie in China werkte.
Juwelen als De dieven zijn al gaan slapen of Volgend jaar in Berchem staan nog steeds binnen handbereik. Maar het Magazijn is het onverbiddelijke eindstation. Als u ze niks vindt -amai dat kan niet zo zijn!- begin dan (opnieuw) aan de klassieke familieromans van Siegfried E. van Praag. Veel leespleijsier!
Leo Willemse
lees meer blogs